Begin juni, eindelijk begint het te zomeren. Vogels zingen, de zon schijnt, er staat een windje en het is vooral aangenaam in mijn achtertuin. Terwijl ik met dit beeld op mijn netvlies mijn genietmoment uitstelde, deed ik vlot mijn werk, haalde boodschappen, bereide het avondeten èn ik werkte de was weg.
Nu is het dan tijd om te genieten van een lekker kopje cappuccino met vogelenzang. Verdiend al zeg ik het zelf. Dan voelt het nòg beter. Met mijn laptop installeer ik me lekker lui in mijn stoel en ik kijk vergenoegd rond in mijn heerlijke groene tuin.
Nog voordat ik mijn eerste slok neem, begint een piepkleine soliste aan haar optreden. Harder en valser dan je voor mogelijk houdt. Natuurlijk staat ze vooraan, op de rand van de dakgoot. Kijk mij eens staan! Hoor je mij?! Ik weet dat sopranen de naam hebben hysterische aandachttrekkers te zijn, nou, deze dame doet die naam eer aan. Haar ogen zijn strak gericht op haar publiek, op mij dus. Ze gaat maar door en door, onvermoeibaar is ze. Volgens mij zou het handig zijn om tussendoor af en toe een hap lucht te nemen. Zo heb ik dat althans geleerd in mijn zangcarrière, maar zij lijkt dat niet nodig te hebben. Als dit zo doorgaat valt straks het musje nog dood van het dak, net als in het spreekwoord.
Ze herinnert me aan een andere zangeres, Merel heette zij. Het was beter geweest als iemand deze dame tegen zichzelf in bescherming had genomen en voor eeuwig het zwijgen had opgelegd. Maar zij liet zich door niemand het bekje snoeren. Hard en vals en naar het scheen onvermoeibaar schetterde ze drie weken achtereen.
Het speelde zich af in de achtertuin ons vorige huis. Hij verleidde haar met zijn prachtige bariton. Wat een stem… Het is dat ik al een lieve vent had, anders zou ik ook voor hem zijn gevallen. Ze besloten samen een nestje te bouwen en dat te verstoppen in onze klimop. Ze vlogen af en aan met takjes en troepjes om hun nest zo mooi mogelijk te maken.
Op enig moment werd het rustig, Merel had haar eieren gelegd zat rustig te broeden. Maar toen.
Na een paar weken was zij uitgebroed en was haar nest een en al opengesperde piepende snavels. Merel hielp haar vent om hun grut te voorzien van mugjes en wormpjes. Je kan het gruwelijk druk hebben met zo’n jong gezin, dat zag ik wel. Al snel begon Merel door te draaien. Post-natale hysterische kraamkolder denk ik.
Als wij buiten wilden zitten, ging zij op de rand van het schuurdak staan schetteren. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is zegt men. Nou, wij hadden het fijner gevonden als Merel haar snavel had gehouden. Hard, vals en onvermoeibaar. Zwaar overprikkeld. Niet voor rede vatbaar.
Merel duldde geen buitenstaanders in haar territorium. En ons gezin? We gunden de jonge moeder haar rust (en ook onze oren) en bleven veelal binnen, zoals je dat doet met labiele kraamvrouwen.
Merel liet het helaas niet bij schetteren op het schuurdak. Er bleek nog een hoogste versnelling op haar geschetter te zitten: vanaf het moment dat Kat van Buurvrouw zich op de pergola had gewaagd om het gezin te vereren met een kraambezoekje ging ze echt los. Bezoek was ongewenst, dat maakte Merel agressief duidelijk.
Kat werd bang van zoveel agressie en durfde niet meer zonder Buurvrouw naar buiten. Buurvrouw werd het zat en probeerde met haar supersoaker Merel van de schutting te knallen. Dat mislukte wegens te weinig schietervaring, Buurvrouw was namelijk geen zevenjarig getraind kereltje zoals mijn kleinzoon. Nooit geweest ook. Buurvrouw en Kat kregen aanvallen te verduren zodra ze zich buiten waagden: Merel scheerde al schetterend en schijtend vlak over hun hoofden. Gebukt en met de armen boven haar hoofd rende Buurvrouw naar haar schuurtje als ze daar toch echt moest zijn of als Kat toch echt even uit moest.
Was dit aanvankelijk nog wel vermakelijk, na een paar dagen was dat niet meer het geval. Vooral nadat Merel had bedacht dat ze ook op de rand van het tuinbankje voor het raam van Buurvrouw en Kat haar publiek kon vinden. Met haar snavel naar het raam toe uiteraard. Ze stopte nooit meer met schetteren in overdrive, terwijl haar vent zich intussen in zijn eentje een ongeluk vloog met al die beestjes in zijn bek. Merel was een regelrechte terrorist in haar post-natale hysterische kraamkolder. Ik weet het wel, je kunt het zo’n beest niet kwalijk nemen en vogelpsychologen bestonden voor zover bekend nog niet. Maar ik zag een gat in de markt hier.
Een week of drie later kwam het moment dat het grut uitvloog en Merel wonderbaarlijk genas van haar psychische aandoening. Ze ging lekker uit vliegen met haar kroost en haar vent. Eind goed al goed zou je zeggen.
Ware het niet dat Merel en haar vent de euvele moed hadden heel kort daarna te beginnen aan een tweede nestje. Toen we dat zagen hebben we er een stokje voor gestoken. Of eigenlijk meer een snoeischaar. Merel en haar vent kozen het luchtruim en vroegen elders asiel aan. Dat is gelukt. Via de luchtpost bereikte ons hun bericht: ze zouden nooit meer terugkeren. En pas toen was het eind goed al goed en ze leefden nog lang en gelukkig. Wij ook. Wel twintig jaar lang, tot vandaag. Nu slaat de twijfel weer toe.
Want vandaag zit er een mussenmoeder een hysterisch concert te geven op de rand van de goot: haar gezin huist in de klimop achter mijn stoel. Bestaan er intussen al vogelpsychologen? Of kan ik er maar beter alvast een voor mezelf gaan zoeken?