Een paar jaar geleden vroeg iemand mij voor een interview ‘Welk verhaal vertelt jouw familie altijd over jou?’
Dat gaat zonder twijfel over dat ik heel onhandig ben met een bal. Zo was er die keer, dat ik ongelooflijk mijn best deed om een bal naar een terras een verdieping hoger te gooien. In het bijzijn van een groot publiek: mijn gezin, een groepje vrienden en een flink aantal toeschouwers op dat terras.
Waarom ik mij hier tegen beter weten in toe verlaagde? Omdat het ventje dat die bal had laten vallen mij daar persoonlijk om vroeg toen wij langs liepen. ‘Mevrouw, wilt u mijn bal even opgooien alstublieft?’ Nee zeggen zou absoluut wreed zijn geweest. Het leek zo gemakkelijk en dat zou het voor de meeste mensen ook zijn geweest. Zo niet voor mij.
Ik vermande me, dacht nog even ‘wie weet heb ik mazzel en lukt het me deze keer’ en deed een schietgebedje. Het geluk was niet met mij. Die bal – ahum… – kwam ver àchter mij terecht, in de tegenovergestelde richting als waar deze naar toe moest. En dat herhaalde zich nog twee keer.
Ik zag groeiende verbijstering op het gezicht van dat jongetje. Hij was er duidelijk ondersteboven van. Men moet hebben gedacht dat ik bezopen was – wat ik heus niet was, want alcohol vind ik vies. Dat is overigens ook iets waar mijn familie wel een verhaal over zou kunnen vertellen.
Gelukkig redde mijn balvaardige lief me uit de situatie. Iedereen lag inmiddels krom van het lachen. Zelfs mijn gezinsleden, ondanks dat ze wisten hoe hard ik mijn best had gedaan. Ik werd uitgelachen, niet toegelachen. Wat stond ik daar te kakken zeg. Ik overwoog om een handstand te maken en aan daarmee te tonen dat ik niet volslagen nutteloos was. Toch besloot ik het erbij te laten. Het gebeurde in Frankrijk en ze kenden me daar toch niet. Ik zou ze nooit weer hoeven tegenkomen. Mijn familie en vrienden wisten al dat ik de handstand kon en raakten daar niet ondersteboven van.
Ik heb altijd een hekel gehad aan balsport en misschien is het wel door gebrek aan oefening dat ik nooit handig ben geworden met een bal. Als dat zo is, is er waarschijnlijk een groot talent verloren gegaan. Het zij zo.
Balsporten gaan me te snel, ik kan niet zo snel reageren en volgen wat er gebeurt, voel me een spuit 11. Bovendien raak ik overprikkeld van alles wat er om me heen gebeurt en wat ik in de gaten zou moeten houden. Tenslotte vind ik zo’n bal die hard tegen me aankomt akelig en dat vermijd ik liever. Ja, ik kan een watje zijn.
Op school compenseerde ik onvoldoendes voor balspel met hoge cijfers voor de toestellen. In turnen was ik dan weer wel heel handig. Ik stond jarenlang meer op mijn kop dan rechtop. Voor een beetje acrobatiek draaide ik mijn hand niet om. Alweer iets waarover mijn familie verhalen zou kunnen vertellen.
Bij jagerbal deed ik vooral mijn best om weg te duiken voor de bal. Het resultaat? Ik maakte mezelf er niet populair mee, iets met je onttrekken aan de teamgeest of zo. Ja. Guilty. Ik was nog net niet de laatste, als mijn klasgenoten moesten kiezen wie ze in hun partij wilden. Dat waren genante momenten tijdens de schoolgym.
Ik zie nog meneer Kruisheer voor me. De gymleraar die niet ondersteboven was van mijn attitude bij balspelen, die duidelijk zijn favoriet waren. Smeken aan het begin van de les ‘ah, meneer, alstublieft, mogen we vandaag lange mat of brug, ik zet de toestellen wel klaar’ hielp meestal geen donder.
Inmiddels zijn we tientallen jaren verder en ben ik niet meer zo soepel. Toch sta ik nog steeds graag op mijn kop. Ondersteboven blijft leuk. Het brengt iets teweeg. Tegenwoordig sta ik op mijn kop bij de aerial yoga, met behulp van een hangmat waarin je na afloop lekker nog een poosje mag blijven liggen bijkomen – en dromen van een carrière als acrobaat.